top of page
Springweg110-130IMG_0470.jpg
Springweg110-130IMG_0457.jpg
Springweg110-130IMG_0470.jpg
Springweg110-130IMG_0449.jpg
Springweg 110 - 130-1.jpg
Myropscameren

Springweg 110-130 (even)

 

‘De witte huisjes op de Springweg’, zo kennen meer Utrechters de Myropscameren dan onder hun echte naam. Een dan te bedenken dat deze oorspronkelijk rood geschilderd waren.

De bouwtekening van deze rij tweelaagswoningen is de oudste van Utrecht; in 1583 zijn de kameren gebouwd. Tenminste, dat nam iedereen aan op grond van deze tekening. Gelukkig is voorafgaande aan de laatste grote restauratie door het Utrechts Monumentenfonds grondig bouwhistorisch onderzoek verricht. Toen bleek dat het niet de bouwtekening is die bewaard bleef, maar de verbouwtekening. Zo waren er oudere funderingsresten gevonden en zeven vloerniveaus, waarvan er drie van vóór 1583 dateren. De onderste – en oudste – vloerlaag dateert waarschijnlijk uit de dertiende eeuw.

De Springweg bevindt zich in de binnenstad van Utrecht ligt ten westen van de Oudegracht de Springweg. Waarschijnlijk is deze weg ontstaan als verbindingweg tussen de vroegmiddeleeuwse nederzetting Stathe en een kern bij de Twijnstraat, nog vóór dat Utrecht een stad werk.

Na het graven van het zuidelijke deel van de Oudegracht in 1122, was de Springweg een achterstraatje met weinig bebouwing en daarmee een ideale plek voor het bouwen van het klooster van de Augustijnen (het Regulierenklooster, gesticht aan het einde van de dertiende eeuw. Op de plaats van de kameren, die zich achter op het terrein van het Regulierenklooster bevonden, waren sinds de 14e eeuw tal van bijgebouwen ontstaan. Na herhaaldelijke verbouwingen stonden hier onder meer een poortgebouw, stal, bakkerij en opslagruimte.

Na de Reformatie, waarbij het Regulierenklooster aan de stad toekwam en als weeshuis werd ingericht, werden de dienstgebouwen van het klooster omgebouwd tot armenwoningen; de Myropscameren. De financiering kwam uit een legaat van kanunnik Cornelis van Myrop, naar wie de kameren zijn vernoemd.

Wat bijzonder is, was dat toen de relatief hoge dienstgebouwen van het voormalige klooster tot vrijwoningen omgebouwd werden, deze konden worden voorzien van een verdieping. Daardoor zijn dit de enige Utrechtse ‘godskameren’ die niet de vorm van kameren hebben (dus één kamer, zonder verdieping).

De kameren werden door de eeuwen heen diverse malen aangepast. Zo worden de gevels voorzien van een gepleisterde afwerklaag, waarschijnlijk door de slechte staat van het onderliggende metselwerk. Het pleisterwerk werd rood geschilderd, zodat het weer leek alsof hier een gewone rij bakstenen huizen stond.

In 1968 kwamen de Myropscameren in eigendom van het Utrechts Monumentenfonds. Het UMF heeft in de jaren 1979-1981 panden gerestaureerd en diverse moderniseringen aan het interieur toegevoegd.

bottom of page