top of page

Het ontstaan van het Landelijk Hofjesberaad

Welnu, om de prehistorie van het LHB te ontrafelen, beter is te spreken over de protohistorie, zijn er drie sporen die leiden naar de totstandkoming van het LHB. Die sporen beginnen in Leiden, Haarlem en Amsterdam, de drie eerste steden in ons land die per trein (HIJSM) met elkaar verbonden werden.


1e spoor: Leiden, 1967
In Leiden speelden zich in de naoorlogse jaren, ten tijde van de wederopbouw, chaotische taferelen af. Men trok driftig ten strijde tegen het spook dat woningnood heette. Men gunde zich geen tijd om naar het gebouwde erfgoed te kijken. Slopen en nieuwbouw waren het motto. De historische kern van de stad stond hierbij lelijk in de weg. Kind van de rekening dreigden de hofjes te worden. Alle Leienaars met een beetje gevoel voor hun historische binnenstad begonnen zich te roeren. Om dit slopen van de vaak eeuwenoude hofjes te voorkomen werd in 1967 de Stichting Leidse Hofjes (SLH) opgericht. Deze stichting zorgde voor de nodige publiciteit. Radio, TV en diverse publicaties deden hun werk: het grote publiek ging, niet alleen in Leiden maar in het hele land, met andere ogen naar de hofjes kijken. De uitgave door de VARA van het bekende boek ‘Hofjes in Nederland’, maar ook de beroemde rode ringbandjes van de Stichting Leidse Hofjes, deden wonderen met als gevolg dat de sloopplannen omgezet werden in restauratieplannen.


2e spoor: Haarlem, 1974
Ook hier werden na de oorlog de nodige hofjes gesloopt. Ook hier werd een stichting opgericht om dit tegen te gaan: de Stichting Haarlemse Hofjes (SHH). Onder de bezielende leiding van de toenmalige voorzitter van deze stichting, Rike Ruiter, lukte het om met gepaste trots aan alle Haarlemse regenten een speciaal vervaardigd glas aan te bieden waarop gegraveerd staat: ‘13 september 1991 Haarlems hofjes in ere hersteld’.


3e spoor: Amsterdam
In Amsterdam geen stichtingen zoals in Leiden en Haarlem, maar min of meer intensieve contacten tussen groepjes hofjes onderling. Een heel belangrijk feit was dat halverwege de jaren zeventig de Rijksdienst voor de Monumentenzorg hofjes, als ze aan bepaalde voorwaarden voldeden, het predicaat ‘Rijksmonument’ kon verlenen. Voor deze hofjes ging nu het slot van de subsidie schatkist open. Tegelijkertijd creëerde de SHH een fonds wat tot gevolg had, dat begin jaren tachtig het restaureren van de hofjes in Haarlem van start ging. Ongeveer tegelijkertijd ontstond er een periodiek contact tussen het Haarlemse Frans Loenenhofje en het Amersfoortse hofje De Armen de Poth. Al snel manifesteerde zich de grote kennis over beheer en restauratie dat het Frans Loenenhofje, via de SHH, inmiddels had opgebouwd. Die kennis zou, zo meenden beide hofjes, gedeeld moeten worden met de hofjes buiten Haarlem, waar die kennis nog ontbrak.

 

Rike Ruiter, de voorzitter van de SHH, kende de politieke weggetjes. Zij was immers al vele jaren lid van de Haarlemse gemeenteraad. Zij wilde echter eerst eens kijken hoe het er precies in de andere, wat grotere, hofjessteden voor stond. Eerst ging er een Haarlemse delegatie naar Leiden. Resultaat: bedroevend. De Leidse stichting was of overleden of in winterslaap. Vervolgens ging de Haarlemse delegatie naar Amsterdam. Resultaat: hoopgevend. In Amsterdam werd een groep regenten aangetroffen die met dezelfde ideeën rondliepen als die in Haarlem. Eén van deze Amsterdamse enthousiastelingen was, u raadt het al, Daan van de Briel. En toen begon er, heel langzaam, iets veelbelovends op gang te komen… Er werd afgesproken om in 1995, in Amsterdam, bij elkaar te komen. In de tussentijd zouden de Amsterdammers bij de niet tot het groepje van Daan behorende hofjes, reclame maken. Bovendien stimuleerde het R.C. Maagdenhuis dit streven en op de afgesproken datum verschenen er vertegenwoordigers van 25 hofjes. Met steun van het Nationaal Contact Monumenten (de NCM) werd een enquêtecommissie opgericht en deze ging aan de slag. In het voorjaar van 1996 kwam de hofjesclub weer bij elkaar, nu in Heemstede. Het Haarlemse hofje Codde & Van Beresteyn hadden bij de Vrije Universiteit een onderzoek laten verrichten naar Wonen en Zorg in hofjes (het latere boek ‘Hofjes met Perspectief’). De uitkomsten van dit onderzoek werden in Heemstede besproken. Men besloot twee dingen: 1) de hofjesclub kreeg een wat ‘nettere’ naam, het Hofjesberaad, en 2) in september 1996 zou men weer bij elkaar komen. Ditmaal in Amersfoort. Er was een gastspreker uitgenodigd: Andries de Jong van het R.C. Maagdenhuis en er werd uitgebreid stilgestaan bij de uitkomst van de hofjesenquête. Enkele regenten, waaronder Daan, namen daar het initiatief om het hofjesberaad een permanent karakter te geven. En toen gebeurde het. Op 8 april 1997 kwamen de hofjes van het eerste uur in Leiden bijeen. Zij vertegenwoordigen 21 hofjes. Hier, in Leiden, werd besloten om het Landelijk Hofjesberaad op te richten. Het doel van deze nieuwe club werd het verschaffen van richtlijnen over beleid, beheer en behoud van hofjes.


Het bestuur werd gevormd door:
Daan van den Briel, voor zitter uit Amsterdam; Gustaaf Witsen Elias, secretaris uit Marssum; Otto Tromp, penningmeester uit Leiden; Rike Ruiter, lid uit Haarlem; Pierre Slicher, lid uit Haarlem; Anneke Heynen, lid uit Amsterdam; Cees Hooyschuur, lid uit Wormerveer; Maarten Poldermans, lid uit Haarlem

 

Wat er na de oprichting zoal gebeurde kunt u lezen in Hofjeskrant 32 onder het bekende ‘Van de voorzitter’.

 

34. Voorge- schiedenis  3.jpg
25b Amsterdam_edited.jpg
2014.  St.H.H.  13.09.1991  feest  5.JPG
bottom of page