Brouwershofje
Jacob Huyge Roeperszoon en zijn zus Catharina Huyge Roepersdochter dragen in een akte van 16 augustus 1472 hun gezamenlijke bezittingen over aan het Brouwersgilde. De panden aan de Tuchthuisstraat moesten worden bestemd voor arme meisjes. Dit werd het ‘Sint Maartenshofje’, genoemd naar de schutspatroon van het Brouwersgilde. Al snel werd het hofje het ‘Brouwershofje’ genoemd. Daarin werden meisjes ondergebracht die niet meer in staat waren te werken in de talrijke brouwerijen. De grote stadsbrand in 1576 legde het hofje in de as. In de akte was vastgelegd dat bij brand het hof weer moest worden opgebouwd. Dat gebeurde in 1586. In 1811 kwam het hofje in handen van de stad Haarlem, die het eind jaren ’80 van de vorige eeuw overdeed aan woningbouwvereniging Sint Bavo. Dit tegen de wens van de stichters, die ruim 500 jaar daarvoor in de oprichtingsakte bepaalden dat het hofje nooit mocht worden verkocht.